Kort duurt de roem
Berlijn, op de drempel van de jaren dertig, winter. Op de redactie van de Berliner Rundschau zijn de medewerkers zich aan het afvragen waarmee ze krant van donderdag zouden kunnen vullen. Misschien iets over de nieuwe cafés in de stad, over de toestand van de toiletten in de scholen, of over de dooi… Eén van de redacteurs, Gohlisch, heeft al een tijdje een artikel over een volkszanger beloofd, maar moet nog “inspiratie krijgen”.
Maar als hij die uiteindelijk gekregen heeft, ontketent hij weldra een hype van jewelste. Zijn stuk, fraai opgemaakt, verschijnt onder de titel “Montmartre in Berlijn”. Prompt krijgt hij een bedankbriefje van de zanger in kwestie, ene Georg Käsebier, die optreedt in een populair etablissement op de Hasenheide naast acrobaten, danseresjes, een goochelaar, een clown en andere variété-acts.
Als de vermaarde toneelschrijver Otto Lambeck in Berlijn arriveert voor de première van zijn jongste stuk, wordt hij door een grote uitgever aangezocht om een aantal sfeerindrukken over de stad te schrijven voor zijn kwaliteitskrant (de Berliner Tageszeitung). Een jonge Streber, Willi Frächter, dringt zich bij Lambeck op en tipt hem over Käsebier. En de grote Lambeck gaat naar de zanger luisteren, schrijft er een fraai stukje over in de Tageszeitung, houdt zelfs een praatje op de radio over de man… waarna alle andere kranten van de linker- of rechterzijde niet meer achter kunnen blijven en – pro of contra, maar dat maakt niet uit – heelder kolommen met Käsebier vullen.
Frächter wordt de zelfverklaarde manager van Käsebier, die in een eerste fase niet alleen deftig tot rijk publiek naar de Hasenheide begint te lokken, maar vervolgens ook mag optreden in de prestigieuze Wintergarten. Zo succesvol wordt de kerel, dat er speelgoedpopjes van hem worden vervaardigd, en dat zijn naam zelfs een merk van sigaretten en schoenen wordt. Er worden boeken aan hem gewijd. Hij neemt fonoplaten op en speelt in films. Ja, hij maakt een tournee door heel Duitsland en treedt zelfs op in Londen.
Dat brengt speculanten op de gedachte om in Käsebier te investeren. Dergelijk talent dat zulke successen oogst, verdient een eigen theater op de Kurfürstendam, dé levensader van Berlijn, oord van commercie en vermaak. De bankier Muschler en de projectontwikkelaar Mitte zetten een plan op het getouw die de lap grond die Muschler op de Kurfürstendam bezit, moet doen opbrengen.
Het is allemaal gebakken lucht en misrekening. De door de ontwikkelaar aangestelde architect is een knoeier, de juridische raadsman van de bankier heeft een beroepsfout gemaakt, faillissementen volgen elkaar op, de bankier zelf heeft de hem toevertrouwde fondsen afgewend voor eigen doeleinden, de gedupeerden staan voor schut. Inboedels moeten openbaar worden verkocht. Maar niemand wil nog een cent bieden voor wat gisteren nog van waarde was, of het nu stijlmeubelen zijn, tapijten, porseleinen vaatwerk of geslepen kristal. En Käsebier, eigenlijk altijd al een middelmatige artiest, is ondertussen vergeten. Hij treedt nog op in een café waar de ober nauwelijks nog zijn naam kent.
Alleen de nietsontziende Frächter is er goed vanaf gekomen. Hij heeft het eerst tot baas van de Berliner Rundschau geschopt, heeft de krant zogezegd de moderne tijd ingeloodst door de beste redacteur te ontslaan (die niet lang daarna overlijdt), en ze vervolgens ook laten vallen. In 1931 is zelfs het gebouw gesloopt. Frächter werkt nu voor de grote uitgever van de kwaliteitskrant de Berliner Tageszeitung.
Käsebier erobert der Kurfürstendam (Käsebier verovert de Kurfürstendam) verscheen in 1932 en was de eerste roman van Gabriele Tergit (pseudoniem van Elise Hirschmann, 1894 -1982). Ze studeerde geschiedenis en filosofie, maar werkte nadien als journaliste (meer bepaald als rechtbankverslaggeefster). Dat kwam haar in dit boek alvast goed van pas om de sfeer op een krantenredactie weer te geven, waar heel wat scènes zich afspelen. De bijval van haar romandebuut belette niet dat Tergit – als Joodse – in 1933 de vlucht moest nemen via Tsjechoslowakije, eerst naar Palestina en ten slotte naar Engeland, Londen.
In feite speelt Käsebier allesbehalve de hoofdrol: hij is alleen de aanleiding voor een satire over hoe een vedette kan gemaakt worden, en hoe efemeer zijn cultus dan weer is. Veel meer wordt ingezoomd op een aantal Berlijners, elk met hun problemen van financiële, amoureuze, huiselijke of artistieke aard, die op een of andere manier met het fenomeen Käsebier te maken krijgen: werknemers en vertegenwoordigers van de hogere burgerij, kunstenaars en bankiers, kleine en grote aannemers, profiteurs en slachtoffers. En dat alles natuurlijk met als decor de grootstad Berlijn ten tijde van de Weimarrepubliek, toen de economie in Duitsland na de beurskrach van 1929 nog meer dan tevoren wankelde en de politieke partijen luidkeels de democratie verziekten.
In het dertigste hoofdstuk van de roman meldt zich op de redactie van de Rundschau een zonderling aan, die beweert dat hij een horloge heeft, waarop de verkiezingsuitslagen te zien zijn. Hij toont een gouden zakhorloge aan Gohlisch. “Hier ziet u 110 stemmen van de nationaalsocialisten en 100 stemmen van de sociaaldemocraten.” – “Ik zie een 12,” antwoordt Gohlisch. De man wordt uiteindelijk buiten gewerkt maar werpt nog een laatste blik op zijn horloge en zegt: “Mijn horloge, heren, geeft een dode aan. Ik wil u hartelijk de hand schudden. Een van u zie ik namelijk niet terug.” De gekke zonderling blijkt een onheilsbode te zijn. Weldra zullen de nationaalsocialisten regeren. Kort daarna zullen er in de onmiddellijke kennissenkring van Gohlisch twee doden te betreuren vallen. Het is een keerpunt in het boek, waarna de toon wranger wordt.
Tergit hanteert een sobere, vlotte stijl met korte zinnen, die wordt voortgestuwd door dialogen en die geldt als voorbeeld van de Nieuwe Zakelijkheid (in de Vlaamse letteren, zie bijvoorbeeld Willem Elsschot). Käsebier is geestig, vinnig, scherp en relevant, zoals satire hoort te zijn. Het enige probleem is misschien dat de tekst dermate op de Duitse actualiteit van 1931 is toegespitst, dat bepaalde toespelingen – op destijds algemeen gekende situaties, (reclame)slogans, gezegden, liedjesteksten? – de hedendaagse lezer noodzakelijkerwijze ontgaan. Laat dit het leesplezier niet bederven. Er blijft ruim meer dan genoeg over om deze, onze tijd te herkennen.
Synopsis
Een eenvoudige zanger wordt door een journalist ontdekt en door hem in het Berlijn van de jaren '20 tot een beroemdheid gemaakt.